Spanje

Algemeen

Spanje (officieel: Reino de España, = Koninkrijk Spanje), is een koninkrijk in Zuidwest-Europa en ligt op het Iberisch Schiereiland waartoe ook Portugal behoort. De totale oppervlakte van Spanje bedraagt 505.782 km2, inclusief de Balearen, de Pityusen en de Canarische Eilanden. Spanje neemt daarmee meer dan vier vijfde van het Iberisch Schiereiland in beslag en is ruim twaalf maal zo groot als Nederland. Spanje is na Rusland, Frankrijk en Oekraïne het vierde land van Europa.
Tot Spanje behoren behalve de genoemde eilandengroepen ook de zogenaamde Plazas de Soberanía en el Norte de Africa, omvattende de Plazas mayores: Ceuta en Melilla, en de Plazas menores: Peñon de los Vélez, Peñon de Alhucemas en de Islas Chafarinas.
Spanje grenst in het noorden aan Andorra (64 km) en Frankrijk (623 km), in het westen aan Portugal (1214 km), en in het zuiden aan Gibraltar (1,2 km). De totale kustlijn bedraagt 4964 kilometer. Spanje kent grotendeels natuurlijke grenzen: bergen, kust en rivieren.
De Balearen bestaan uit verschillende eilanden, waaronder de bekende vakantiebestemmingen Mallorca, Menorca, Ibiza en Formentera. De dertien Canarische Eilanden liggen voor de kust van Marokko. Ze zijn van vulkanische oorsprong en de bekendste eilanden zijn de vakantiebestemmingen Tenerife, Gran Canaria, La Palma, Gomera, Fuerteventura en Lanzarote.
Spanje bezit ook nog twee enclaves in Marokko, Melilla en Ceuta, die in 1995 een gelimiteerde autonomie verwierven.


Landschap

Spanje is na Zwitserland het land met de hoogste gemiddelde hoogte van Europa: gemiddeld 660 meter boven de zeespiegel. Maar 11% ligt lager dan 200 meter en 42% ligt hoger dan 1200 meter; Madrid is de hoogst gelegen hoofdstad van Europa.
Het kernlandschap van Spanje is de Meseta, een zeer uitgestrekte hoogvlakte, die door het granietrijke Castiliaans Scheidingsgebergte (Cordillera Central; 600 kilometer lang) in tweeën wordt gesplitst: de Submeseta Norte en de Submeseta Sur, ook wel Oud-Castilië en Nieuw-Castilië genoemd.
De hoogste top is Sierra de Gredos (2592 m). Het noordelijk deel van de Meseta ligt op een hoogte van 800-900 meter, het zuidelijk deel ligt op een hoogte van 600-700 meter.
De zuidelijke begrenzing wordt gevormd door de Sierra Morena, de noordoostelijke begrenzing door het jongere Iberisch Randgebergte, dat het jonge dalingsgebied van de Ebro begrenst. De Ebro breekt in de benedenloop door het langs de kust gelegen Catalaans Gebergte. De Pyreneeën, met toppen boven de 3000 m (hoogste top Pico de Aneto, 3404 m), zijn in het oosten vrij breed en worden naar het westen toe steeds smaller.
Hierop sluit aan het Asturisch-Cantabrisch gebergte (hoogste top Picos de Europa, 2648 km) met het Galicisch massief. In het zuidoosten ligt het Andalusisch gebergte dat ook wel Betische Cordillera wordt genoemd en zich uitstrekt van Gibraltar, en in feite doorloopt tot op de Balearen. Het hoogste gedeelte van dit jonge gebergte wordt gevormd door de Sierra Nevada met de Mulhacén (3481 meter) als hoogste top van het Spaanse vasteland.
Opmerkelijk is dat de hoogste top op Spaans grondgebied de Pico de Teide op het Canarische eiland Tenerife is (3707 meter).
Aan de voet van de vele bergketens komen even zovele landschappen voor, zoals de groene valleien in het noorden, de woestijnachtige gebieden van Extremadura, de rijstvelden van de Levante, de olijf- en appelboomgaarden van Andalusië, het palmenwoud van Elche in Alicante en de vele rotskusten.


Rivieren

De grote rivieren Duero, Tajo (Taag) en Guadiana volgen de naar het westen afhellende Meseta en stromen, evenals de in het Andalusisch Gebergte ontspringende Guadalquivir, in westelijke tot zuidwestelijke richting naar de Atlantische Oceaan. In het noordelijke gedeelte van de Meseta stroomt de Duro (895 km) en in het zuidelijke gedeelte de Tajo (1007 km). Tussen deze twee rivieren ligt de hoofdstad Madrid. De in het Cantabrisch gebergte ontspringende en in zuidoostelijke richting stromende Ebro is de enige grote rivier die naar de Middellandse Zee stroomt.
In het algemeen hebben de Spaanse rivieren een zeer onregelmatige watervoorraad met een minimaal zomerpeil en zijn daardoor voor de scheepvaart van weinig betekenis. Alleen de Guadalquivir is stroomafwaarts vanaf Sevilla bevaarbaar. De Ebro en de Duero bevatten wel vaak veel water maar zijn voor de scheepvaart onbruikbaar door de vele hoogteverschillen.
Het Ebro- en het Guadalquivir-bekken worden gebruikt voor irrigatie en de Tajo wordt gebruikt voor energieopwekking.
Door de sterke bodemerosie vervoeren de rivieren in het algemeen veel sediment, waardoor er delta's zijn ontstaan bij o.a. de Ebro en de Guadalquivir. In Galicië in het uiterste noordoosten bezitten de rivieren brede mondingen of ría's.
Bijzonder is de Guadiana die plotseling onder de grond verdwijnt en kilometers verder weer boven de grond komt. Andere nog niet genoemde grote rivieren zijn de Júcar en de Segura.